‘Teveel Marokkanen’ stond met grote koppen in het interview met de toenmalige rector Sjamaar in het Onderwijsblad d.d. 2 mei 1998. Twee dagen later maakte Trouw daar landelijk nieuws van. Andere Tijden blikte 23 september 2020 terug in een uitzending die wat mij betreft nogal wat vragen opriep. Het ‘teveel Marokkanen’, zo bleek uit de uitzending, werd als oorzaak gezien van de ‘neergang’ van het Niels Stensen College. Met die neergang werd behalve afnemende schoolprestaties ook toenemende ongewenst gedrag begrepen.

Het interview uit 1998 waar het allemaal mee begon is op internet niet te vinden. De redactie van Andere Tijden en van het Onderwijsblad waren zo vriendelijk het mij te sturen. Wat Sjamaar daarin en in de uitzending over Kanaleneiland zei klopt niet helemaal. Volgens Sjamaar werden er goedkope huurflats in Kanaleneiland gebouwd om de stroom migranten op te vangen. Voor die flats zouden de rozenperken zijn ‘weggebuldozerd’.

ROZENPERKEN
Kanaleneiland werd gebouwd tussen 1955 en 1971. De Nederlandse regering sloot in 1969 een overeenkomst met Marokko om gastarbeiders te werven en die gastarbeiders besloten jaren later pas te blijven en hun gezinnen over te laten komen. Gezinshereniging kwam eind jaren 70 begin jaren ‘80 pas goed op gang. Kortom dat er huurflats in Kanaleneiland zouden zijn gebouwd om de stroom van Marokkaanse migranten op te vangen is niet het geval. En die rozenperken verdwenen doordat het autoverkeer toenam. Kortom: noch de bouw van die goedkope huurflats, noch het verdwijnen van die mooie rozenperken moet Sjamaar de Marokkaanse wijkbevolking in de schoenen schuiven.

‘In de uitzending van 23 september j.l. zit een fragment van nog een ander interview met Sjamaar uit 1998: “Als Berbers uit het Rifgebergte, waar eeuwenlang nooit iets anders gebeurde dan geiten hoeden en dat soort heel waardevolle bezigheden, prima cultuur, niks op tegen, maar er is geen cultuur van studeren, je inzetten voor wiskunde, natuurkunde, niet alleen voor talen, en dus is het vreselijk moeilijk om kinderen die uit zulke gezinnen komen mee te slepen omhoog”. Er is veel onderzoek gedaan naar de herkomst van de Marokkaanse migranten. Dat waren lang niet allemaal geitenhoeders en ze kwamen lang niet allemaal van het platteland.
Volgens CBS ‘Herkomst en vestiging van de eerste generatie Marokkanen in Nederland’ kwamen veel gastarbeiders uit steden als Nador, Al Hoceima, Tetouan, Tanger, Ouarzazate, Casablanca, Meknes, Fes, Marrakech, en Rabat. Het beeld dat Sjamaar gaf van de eerste gastarbeiders uit Marokko was nogal generaliserend. Marokkaanse vaders in Kanaleneiland zaten overigens ook lang niet allemaal ‘bij de televisie werkloos te wezen’, zoals Sjamaar beweerde.

KOLONIE VAN MAROKKO
De interviews met Sjamaar geven er geen blijk van dat hij de Marokkaanse gemeenschap met een Berber achtergrond, die in Kanaleneiland en op zijn school de meerderheid van de Marokkanen vormen, erg hoog heeft zitten. “Als we hoogopgeleide Marokkanen uit Marrakesh hadden geïmporteerd, hadden we geen problemen gehad. Ik zal dit illustreren met een voorbeeld: ter gelegenheid van de verjaardag van koning Hassan II was ik uitgenodigd op de Marokkaanse ambassade, omdat ik rector was op een zwarte school. Ik raakte in gesprek met een Marokkaanse mevrouw van de ambassade. Zij verklaarde Nederland voor gek, omdat ze al die Berbers in hun land hebben toegelaten.‘In Marokko zijn ze blij dat ze van hen af zijn, omdat ze tot de meeste armoedige mensen van het land behoren. Straks wordt Nederland nog een kolonie van Marokko’, waarschuwde ze. Aldus Sjamaar in een interview met de titel ‘Die multiculturele prietpraat is niet waar’).
Bron: https://forum.fok.nl/topic/1316910)

Sjamaar had volgens conrector Seller in het Reformatorisch Dagblad van 17 juni 1998 zijn excuus aangeboden voor zijn beweringen in het interview van een 2 mei 1998. “Hij betreurt de manier waarop hij in het gewraakte interview de verbinding legde tussen Marokkaanse jeugd en hun ouders en het schoolprobleem. De strijdbijl tussen Sjamaar en de Marokkaanse gemeenschap lijkt daarmee begraven”. Van dat excuus was in de uitzending van 23 september (22 jaar later) echter weinig te bespeuren, waarin de ‘neergang’ van het Niels Stensen weer in relatie wordt gebracht met het ‘teveel Marokkanen’. Dat de ‘neergang’ van het Niels Stensen te wijten is aan ‘teveel Marokkanen’, zoals Sjamaar beweert, is onzin. In het boekje ‘Witte zwanen, zwarte zwanen’ van Anja Vink (2010), die daar uitvoerig onderzoek naar heeft gedaan, is van dezelfde ‘neergang’ sprake bij scholen waar leerlingen uit witte autochtone arme milieus oververtegenwoordigd zijn. Ze geeft voorbeelden uit Kerkrade, Heerlen, Brunssum, Steenwijk, waar het percentage met een migratie achtergrond niet boven de 4% uitkomt. Het probleem is overigens allerminst nieuw. In de 60-er jaren, toen er nog vrijwel geen leerlingen uit gastarbeidersgezinnen in Nederland waren, waren het vaak witte autochtone arbeiderskinderen die niet mee konden komen en die, als ze in de meerderheid waren, de gemiddelde leerprestaties van een school deden dalen. Wat er sindsdien veranderd is, is dat het ongeschoolde werk steeds minder door witte arbeiders en steeds meer door gastarbeiders wordt gedaan. Dat de ‘neergang’ in verband wordt gebracht met de komst van migranten uit Marokko maakt dat er een Marokkaans probleem van wordt gemaakt. De Marokkanen hebben het dus weer gedaan, terwijl het om problemen gaat die samenhangen met grote maatschappelijke ongelijkheid.

VERBORGEN TALENT
Dat kinderen uit arme milieus in het onderwijssysteem niet ‘mee omhoog te slepen’ zijn, om het in de woorden van Sjamaar te zeggen, is dus geen nieuw probleem en dat het probleem op die manier omschreven wordt (‘mee omhoog’) evenmin. In de 60-er jaren, toen onze scholen vrijwel alleen door witte autochtone kinderen werden bezocht, is daar uitvoerig onderzoek naar gedaan. In 1968 verscheen de monumentale studie van Van Heek e.a. ‘Verborgen talent’. Wat uit dat onderzoek naar voren kwam is dat schoolachterstand vaak meteen al opgelopen wordt in de eerste jaren van de lagere school en daarna eigenlijk niet meer wordt ingelopen. Enerzijds werd de oorzaak daarvan gelegd bij arme milieus waarin kinderen zich onvoldoende de taal zouden eigen maken waarin op school les wordt gegeven en waarin ze weinig worden gestimuleerd om op school goed te presteren, anderzijds bij de school waarin de cultuur van de hogere- en middenklasse zou overheersen die niet zou aansluiten bij de leefwereld in arme milieus. In leesboekjes om te leren lezen stond steevast het gezin, de woning en het dagelijks leven model uit de beter gesitueerde middenklasse, waarin arme kinderen zich niet herkenden.

Uit de uitzending van Andere Tijden blijkt dat het Niels Stensen College steeds meer te maken kreeg met leerlingen met ongewenst gedrag. Ook dat is niet iets wat noodzakelijk samenhangt met een zwarte of gekleurde school. Uit onderzoek en ervaringen in de 60-er jaren blijkt dat ook toen datzelfde probleem speelde en dat dat samenhangt met groepen leerlingen die op school niet meekomen en daardoor het gevoel hebben op school ongewenst te zijn. Co van Calcar e.a. beschrijven in een nabeschouwing in “Die rotschool van u” (1970) hoe kinderen die niet mee kunnen komen, dikwijls kinderen uit arbeidersgezinnen, zich verschoppeling voelen, door leerkrachten worden beschouwd als lastig en onhanteerbaar en hoe dat oordeel wordt overgenomen door kinderen die wel goed presteren. “De spanningen kunnen zich uiten in scheld- en vechtpartijen op het schoolplein tussen kinderen uit de ‘kouwekakbuurt’ en de ‘achterbuurt’”. Met zwart, gekleurd of met migratie achtergrond op zich heeft dat dus niets te maken. Gepest, gejat en bedreigd werd er op het Niels Stensen College overigens niet alleen door leerlingen met een allochtone achtergrond die niet konden meekomen.

Dat de ‘neergang’ van het Niels Stensen College in een rechtstreeks verband wordt gebracht met een ‘teveel Marokkanen’ geeft, zo moet de conclusie zijn als je vergelijkt met de schoolachterstand problemen die in de 60-er en 70-er jaren uitvoerig zijn onderzocht, blijkt een racistische vertekening van de werkelijkheid en een gebrek aan kennis van het sociologisch- en onderwijskundig onderzoek uit die tijd. Die racistische opvatting sluit aan bij de populaire opvatting bij beleidsmakers en bestuurders dat het slecht is voor een wijk als Kanaleneiland (of Overvecht of Hoograven) als de meerderheid van de bewoners Marokkaans of Turks is. Dat zou maar onveiligheid, overlast en criminaliteit geven. Als dat waar zou zijn, moet het wel erg slecht zijn gesteld met de veiligheid in steden in Marokko of Turkije waarin vrijwel alleen Marokkanen respectievelijk Turken wonen. Voor zover er sprake is van problemen in de wijk en op school heeft dat met ongelijkheid en uitsluiting te maken.

DIE ROTSCHOOL VAN U
“Die rotschool van U” (1970), bevat brieven en opstellen van voortijdige schoolverlaters uit het dorpje Barbiana (vlakbij Florence). De school moest ze niet meer omdat ze geacht werden een beetje dom te zijn. Kinderen uit arme milieus. Don Lorenzo Milano, een radicale dorpspastoor, ontfermde zich over die kinderen en richtte een schooltje voor ze op. Daar bloeiden die kinderen op. Niet in de laatste plaats omdat ze daar onder gelijken waren en niet meer vernederd werden vanwege hun armoedig milieu. Als onderdeel van het lesprogramma liet Milano ze brieven schrijven aan de onderwijzeres van de school waar ze verwijderd of weggelopen waren. Het boekje bevat een bloemlezing van die brieven. Teksten waaruit niet alleen een opmerkelijke taalbeheersing blijkt, maar ook een scherp oog voor maatschappelijke ongelijkheid en wat dat doet met het zelfvertrouwen van kinderen uit arme milieus. In 2006 bezocht ik bij toeval het overwegend witte De Bruijne lyceum (scholengemeenschap) aan de Koningsbergestraat Utrecht. In de hal een hele wand vol met foto’s van witte kinderen die met de klas waren wezen skiën. Daar konden de Turkse- en Marokkaanse leerlingen zich aan vergapen. Leerlingen die wegens geldgebrek niet mee konden en naar school moesten terwijl hun witte klasgenoten van de door de school georganiseerde skivakantie genoten. Leve de gemengde school!

LEVE DE GEMENGDE SCHOOL! ?
Leerlingen uit kringen van minderheden zijn, zoals Van Calcar schreef, relatief vaak het mikpunt van pesten. Leerlingen die moeilijk mee kunnen, dikwijls kinderen uit achterstandsmilieus, voelen zich, zoals hij schreef, behandeld als verschoppelingen door zowel de leerkrachten als de ‘betere’ leerlingen. Dat allochtone leerlingen zich optrekken aan autochtone leerlingen, daar vriendjes mee worden en daar thuis over de vloer komen, is zelden het geval. De vraag is of het voor allochtone kinderen altijd beter is om uitgesmeerd te worden over de witte scholen in de stad zodat ze overal een kleine minderheid vormen. Het blijkt in elk geval niet uit het onderzoek van Van Calcar en het voorbeeld van de school in Barbiana.
Waarschijnlijk is het veel beter om achterstandskinderen eerst de mogelijkheid te geven onder wijs te volgen te midden van gelijken en vriendjes in een vertrouwde omgeving dicht bij huis. In een milieu waarin zij ook de kans hebben zich te onderscheiden omdat ze ergens goed in zijn. Onderwijs dat afgestemd is op hun eigen achtergrond, leerbehoeften en mogelijkheden. Dat geeft de meeste kans op de zelfbewustheid, weerbaarheid en taalvaardigheid als het het moment is gekomen dat gekozen moet worden tussen typen vervolg onderwijs. Mogelijk is dat de manier om ervoor te zorgen dat de meeste allochtone kinderen niet min of meer voorbestemd zijn voor het lbo en de mavo, zoals in het huidige systeem het geval is. Wat is er eigenlijk tegen een zwarte of islamitische school als het onderwijs op die school is toegesneden op wat kinderen met een specifieke achtergrond nodig hebben om net zoveel kans te hebben op hoger onderwijs en goed betaalde banen als autochtone middenklasse kinderen?

Pleitbezorgers van zoveel mogelijk mengen zodat kansarme kinderen zich zouden kunnen optrekken aan kansrijke kinderen verliezen uit het oog dat er in Nederland katholieke en gereformeerde scholen werden opgericht omdat katholieken en gereformeerden lange tijd maatschappelijk niet aan de bak kwam en achtergesteld werden bij de liberale burgerklasse. Ook in socialistische arbeidersmilieus werden eigen organisaties opgericht omdat arbeiders in burgerlijke organisaties geen kans kregen. De eigen zuil was lange tijd een kweekvijver voor talent uit eigen kring. Dat zoveel mogelijk mengen en het tegengaan van eigen scholen tegenwoordig het tij politiek mee heeft zou heel goed kunnen zijn dat de witte politieke elite heel goed begrijpt dat daarmee effectief verhinderd wordt dat allochtone leerlingen echt dezelfde kans krijgen als de witte hogere- en middenklasse waaraan zij geacht worden zich op te trekken.

Om terug te keren naar het Niels Stensen College. Het probleem was niet dat er steeds meer leerlingen uit de wijk Kanaleneiland op af kwamen, het probleem was dat de school om die reden door de toenmalige rector Sjamaar werd opgegeven in plaats van het juist als een uitdaging te zien van de school een school te maken toegesneden op allochtone kansarme leerlingen met het doel die leerlingen een betere kans te geven dan zij kregen en zouden krijgen op witte scholen in de stad waar zij een kleine minderheid zouden vormen.

 

www.keesvanoosten.nl