1 juni 2022 – In het huis van een kat wonen, heeft zo zijn voordelen. Ze wil nog wel eens mijn snuit schoonmaken of ik kan een paar van haar brokjes stiekem stelen, maar het allermooiste is dat een kat extreem goed is in niets doen. Kijk, ik ben een hond en van mezelf al best goed in luieren, maar het echte niets doen en uren en uren ergens naar staren, dat heeft de kat wel geperfectioneerd.
Mijn mens doet het soms ook, maar dat is dan naar iets waar weer bewegende dingen in zitten en geluid uit komt – ze noemt het een teevee – ik snap er niets van. Het heeft geen luchtjes en je kunt er niet overheen rollen, het is niet lekker warm en het smaakt ook naar niets. Nee. Raar mens. Maar de kat? Die kan uren zitten kijken. Soms zit ze op de vensterbank, maar soms ook gewoon op het kussen op de grond. Maakt niet zo veel uit.
Thuis kan ik niet naar buiten kijken, omdat ik van de kat niet op de vensterbank mag, maar gelukkig ga ik een paar keer per dag naar buiten met baasje. Die moet altijd lopen, hele einden en dat is vaak heel erg leuk, maar ze heeft ook wel eens geen tijd om overal te snuffelen. Maar ik heb wat verzonnen: de vijver. De vijver in de wijk heeft spuitend water en er zwemmen vogels in. Die moet ik natuurlijk goed in de gaten houden, want die horen ín het water en niet op de kant. Maar vanuit die vogels ben ik langzaam begonnen om mijn baasje te leren nietsdoen.
Eerst achter de vogels aan die op de kant waren om ze te vertellen dat ze in het water hoorden en daarna steeds een beetje langer blijven kijken naar het water. Meestal ging ik erbij zitten, soms lekker liggen. Maar mijn mens kwam nooit. Het is heel raar, minimensen willen best in het gras spelen maar als minimensen grote mensen worden, willen ze ineens niet meer op het gras zonder dekentje. Terwijl dat juist zo heerlijk zacht is. Soms ging ze dan op een bankje zitten, maar dan is ze heel ver weg en dat is niet gezellig. En toen vond ik de vijver.
De vijver heeft stenen die in treden naar het water lopen die in de middag heerlijk warm zijn. Ik ben er gewoon eens heen gewandeld en mijn mens ging gewoon mee. Ik ben gaan zitten en – je raadt het nooit – mijn mens ging naast me zitten. Niet eens op een stoel of een bankje. We luisteren dan samen naar het water wat uit de fontein komt, ik krijg af en toe een kriebel achter mijn oor en zo zitten we dan. Een beetje te kijken en te luisteren. Naar de vogels in de vijver en dat dankzij de kat die me dat geleerd heeft.